Lezing uitgesproken tijdens
T Time ‘Soundsouvenirs’ Museum Het Domein, Sittard.
Toen ik werd uitgenodigd om voor deze T-time te reflecteren over de rol van geluidsband in mijn werk, hoorde ik weer in mijn verbeelding de alles overheersende ruis, de slecht geplakte overgangen die een aanslag op de woofers waren, herinnerde het gehannes met din-kabeltjes en verloopstukjes –dat is eigenlijk niet veel beter geworden – en boven alles, de ‘opgegeten cassette’.
Je kostbare opname, na weken ploeteren, blijft plakken aan de capstan-as en vervolgens trekt het mechanisme van de recorder al je tape uit de cassette en wikkelt dit om de bewegende delen in het diepste van je apparaat.
De titel van deze slideshow is “Wow en flutter”.
Dit zijn begrippen die horen bij de technische specificaties van band- en cassetterecorders. Deze onomatopee is de eenheid voor het mechanisch ongelijk lopen van band langs kop waardoor willekeurige variaties in toonhoogte kunnen voorkomen.
Ping-pongen
Als kunstenaar ben ik niet onder het gebruik van tape uitgekomen.
Al voordat ik naar de kunstacademie ging, speelde geluidstape al een grote rol.
Als drager van mijn favoriete muziek bijvoorbeeld: lp’s kopen liep nogal in de papieren en dus was, ook bij mij, de meeste muziek gekopieerd op cassette.
Maar een bijzondere functionaliteit kreeg de geluidsband bij mijn experimenten met muziek. Vroeger had ik in bandjes gespeeld, maar al snel kwam ik er achter dat mijn ideeën bijzonder moeizaam te delen waren met de overige leden van het ‘ensemble’.
De oplossing vond ik in het overdubben en het zogenaamde ping-pongen.
Dat laatste gebeurde met twee cassettedecks; een eerste muzieklijn wordt opgenomen op deck a. Vervolgens speelt dit van deck a af, en samengemixt met een nieuwe partij, neemt deck b dit weer op.
Dat kon een aantal malen heen en weer afgespeeld en opgenomen worden maar dat had wel het nadeel dat de eerste partij tot een ondefinieerbaar- en in ruis verdronken geluid degradeerde.
Ook konden achteraf de volumeverhoudingen niet meer veranderd worden.
Deze techniek opende ook veel nieuwe mogelijkheden; ik experimenteerde met het versnellen en vertragen van de tape, met het versnijden van fragmenten en met ‘eindeloze tapes’, zoals ze in de meldcassettes van telefoonbeantwoorders voorkwamen.
Ook het afplakken met aluminiumfolie van de wiskop en het keer op keer opnemen van lagen geluid gaf sensationele effecten.
Copycat
Voor weinig geld kocht ik later een Watkins Copycat tape echo apparaat.
Dit bestond uit een ronddraaiende tape-lus die langs een wiskop, een opnamekop en drie afspeelkoppen werd gevoerd.
De verschillende afstanden tussen de opname en de afspeelkoppen zorgde, samen met de snelheid van de band, voor verschillende vertragingstijden van het geluid: de echo.
Al snel bouwde ik een andere motor in, waardoor de snelheid onder het spelen ook gevarieerd kon worden.
Het principe dat een op tape opgenomen toon lager klinkt als deze tape langzamer draait, en hoger klinkt als deze sneller draait, bracht mij op een low-budget variant van de mellotron.
Mellotron
Dit is een sampler avant-la-lettre, bekend van “Nights in white satin” van de Moody Blues en “Strawberry Fields” van de Beatles.
Bij de mellotron is elke toets van het klavier verbonden aan een strook geluidstape en een afspeelkop.
Op elke strook staat een bepaald instrument –zoals blokfluit in “Strawberry Fields”- in oplopende toonhoogte ingespeeld.
Bij het indrukken van de toets wordt dit geactiveerd en dus hoorbaar.
Circuit bending
Mijn variant op de mellotron, op basis van de Philips EL 3302/00G uit 1964, werkte met een modificatie van de elektronica die de motorsnelheid bepaalde.
Mijn klavier bestond uit een reeks schakelaars die de motor sneller en langzamer konden doen lopen en met een eindeloze cassette, met één enkele opgenomen toon, kon ik dus melodieën spelen. Een voorbeeld van ‘circuit bending’ al voordat ik van dit begrip gehoord had.
scratchen
Weer later verwierf ik de Tandy / Radio Shack computer cassette recorder (1984).
Hier hoefde ik weinig aan te veranderen.
Deze recorder die eigenlijk bedoeld was voor het afspelen van datacassettes voor de commodore 64, kon blijven afspelen terwijl je heen- of terugspoelde.
Ook bleven de toetsen voor het heen en weer spoelen, niet ingedrukt zitten.
Met andere woorden; met dit apparaat kon je scratchen.
DIY
Het nummer “DJ Lait Russe”, van mijn gelijknamige CD uit 2001, is geïnspireerd op het fenomeen dat in de jaren 80 opkomt met de Hiphop-muziek; het turntablism.
Dit is het scratchen en het repeteren van beats door de groef van een plaat onder de naald steeds terug te draaien.
De platenspeler wordt een instrument onder de vingers van de DJ om rappers, de MC, van een geschikte begeleiding te voorzien.
In de voormalige Sovjet-Unie wilden jongeren hetzelfde doen, maar het ontbrak aan geld en middelen om platenspelers en vinyl te bemachtigen.
Creatieve geesten met een do-it-yourself mentaliteit namen met een spoelenbandrecorder gewoon de muziek en de beats van de radio op.
Door vervolgens de spoelen met de hand te draaien konden geluidsfragmenten op de tape repetitief langs de recorder-kop ‘gescratched’ worden.
“DJ Lait Russe” is een klank-collage op basis van staccato afgespeelde cassettetape fragmenten uit mijn eigen archief.
Het is bovendien geschikt om live, vanuit het ruwe en onbewerkte materiaal op te voeren.DJ Lait russe by Paul Devens Fandalism Free MP3 Hosting
multitrack
In 1989, bij het afstuderen aan de academie, kocht ik een 2e hands meersporen cassetterecorder.
De Yamaha MT44, ontworpen in 1982.
Vanaf toen liep ik niet meer het risico mijn geluiden te verdrinken in een zee van ruis en kon ik tot vier geluidslagen nog in volume bijregelen bij de eindmix, iets wat niet kon bij de pingpong-techniek.
Het betekende een uitbreiding op het artistieke bereik en de geluidskwaliteit was als nooit tevoren.
Zeker toen daar een jaar later de DAT-recorder bijkwam.
De master kon daardoor een maximaal dynamisch bereik houden en zonder dat daar extra ruis bij kwam.
Met de viersporen-recorder begon ik ook te experimenteren met quadrafonische opstellingen om geluid een bijzonder ruimtelijk verband te geven.
Composition for filter by Paul Devens |
Fandalism Free MP3 Hosting |
“Composition for filter”, van mijn eerste CD “Signs / Signals / Tunes”, uit 1991, gebruikt de zgn multi-layering techniek met de 4-sporen recorder.
Het droge geluid van een programmeerbare ritmebox (de DR110 van Boss) filterde ik in vier onafhankelijke bereiken en verdeelde die over de vier audiosporen van de recorder.
Met de mastering gaf ik elk van de vier sporen een plek in het hoorbare stereobeeld.
De minimale compositie is een exercitie met vorm, ruimte en tijd.
Tape is steeds een redelijk goedkope en daardoor sociaal breed gebruikte drager gebleken. In mijn kunstpraktijk blijkt dat het gebruik ervan gelijkloopt met de ontwikkelingen in de industrie, de handel en vervolgens de sociale inbedding.
Terugkijkend is mijn werk, zowel audio als video, gedocumenteerd en gearchiveerd op audiocassette, op microcassette, op audiospoelen, op VHS, op S-VHS, op super8 op Video8, op DAT, op DCC, op mini-disk, op U-Matic, op Digital8, op DV, op Betacam, op CD, op CD-rom, op DVD, op usb-sticks, op een aantal harddrives en on-line.
Dubbelklik op dit plaatje.
Het einde van het tape-tijdperk is, dus daardoor ook op mij, van toepassing. Sinds 1996 ben ik voor het registrerende deel van mijn werk overgestapt op de digitale media.
De computer maakte meer geluidssporen-, vreemdere effecten- en een betere controle over het eindresultaat mogelijk.
Allengs is de computer ook ontwikkeld van registrerend medium naar instrument.
In het virtuele domein wordt het geluid en het beeld opgewekt, verwerkt, gecommuniceerd, verspreid en gedocumenteerd.
Dat neemt niet weg dat tape als instrument heeft afgedaan.
De compositie “DJ Lait Russe” is uit 2001, de digitalisering is dan al een feit, maar; tape kan in dit werk niet vervangen worden door een virtuele tegenhanger.
De cassetterecordertjes, sommige dus al 43 jaar oud, blijven in potentie hun functionaliteit behouden.
Belt1
“Belt1”, uit 1993, is een werk dat zelforganiserende processen in geluid onderzoekt.
Hiertoe heb ik een mechanisme gebruikt dat herkenbaar is als product van een geïndustrialiseerde en geglobaliseerde samenleving.
In “Belt1” kreeg dat de vorm van een gesegmenteerde lopende band, met reminiscenties naar bagagebanden op vliegvelden.
Deze band is bezaaid met stukjes geluidstape.
Op twee vaste plaatsen boven de band, bevinden zich taperecorderkoppen.
Deze spelen de geluids-‘spaghetti’ van tape af, als dit onder de koppen door glijdt.
Door de veelheid aan bewegingen krijgt de tape-massa voortdurend een andere rangschikking wat als gevolg heeft dat géén moment hetzelfde hoorbaar –en zichtbaar is.
Een punt van onderzoek was hier voor mij de emancipatie van het mechanisme.
Op het moment dat de band en de tape het werk doen en via toevalsfactoren een compositie veroorzaken, is voor mij de rol als creator voltooid verleden tijd.
Complementary Belts
Het onderzoek naar dit soort processen werd voortgezet in “Complementary Belts” (1994). Twee afzonderlijke vormen transporteren stukjes geluidsband op een verticaal draaiende lopende band.
Via een glijgoot accumuleren de stukjes onderin de vormen, alvorens ze recycleren.
In de glijgoot zit een afspeelkop.
Earshot
Het werk dat ik nu maak is meestal interdisciplinair te noemen.
Architectuur, en ruimte in het algemeen, wordt met tijd samengebracht.
Installaties waarbij muziek en geluid een expliciete ruimtelijke verbinding aangaan, brengen het publiek in een situatie die uniek is voor plek en tijdstip.
De kwaliteiten van elk onderdeel binnen het multidisciplinaire pakket vullen elkaar aan en bepalen het criterium waarbinnen het hele werk begrepen kan worden.
Een rechte lijn loopt vanaf het eerste moment dat ik werkte met meersporen taperecorders en met het registreren en reproduceren van geluidsomgevingen: De 16-kanaals installatie “Earshot” in de tuin van het Limburgse provinciehuis in Maastricht.
“Earshot” is een constructie waarbij een 'geluidsindruk' van een werkzame dag in het gouvernement, naar buiten toe wordt 'geëxtrapoleerd'.
In de voorbereidende fase had ik een aantal microfoons in de loopgangen, koffiehoeken, printhoeken, kantoren en kantine aangebracht.
Niet verborgen maar gewoon zichtbaar.
Wel een geruime tijd zodat de mensen eraan wenden.
De opnamen werden later in de studio ge-edit en bewerkt.
Het gaat er in “Earshot” niet over om politiek overleg of enig bestuurlijk gekrakeel op te nemen, louter de alledaagsheid zelf.
“Earshot” bestaat uit een stellage van steigermateriaal die opgezet is om een schematische indruk te geven van de architectuur van het provinciehuis; dit in schaal 1:5.
Op precies die plekken waar de microfoons zich in het originele gebouw bevonden, is er in de steigerconstructie een luidsprekerbox die precies die opname weergeeft van de desbetreffende plek.
Dit idee engageert zich met de problematiek die voortkomt uit de aldoor courante wens om 'bestuur' zichtbaar te maken voor de 'burger'.
Die transparantie is in de praktijk vaak beperkt, omdat de machtsstructuur van een bestuursorgaan zoals die van de provincie bestaat uit een complex van bewegingen.
Veel gebeurt achter gesloten deuren, in wandelgangen en op een afgeschermd intranet.
Er lijkt een paradox te bestaan tussen een fundamenteel uitgevoerd democratisch beginsel en een pragmatisch apparaat waar besluitvorming sneller gaat als de zeggenschap beperkt blijft.
Een andere aanleiding zie ik ook in de toenemende ontwikkelingen rond de veiligheidsvragen. Het (lang) bewaren van persoonsgegevens, vastleggen van belgedrag - gsm verkeer is bijvoorbeeld geografisch te bepalen - en surfgedrag op internet, het scannen van email door geprogrammeerde robots, camera's in de semi- openbare ruimte, xray bagage-check's.
Met de installatie toon ik een zelfbenoemd alternatief die intrinsiek te krachteloos is om een politieke rol te spelen maar die wellicht wel vragen oproept.
No comments:
Post a Comment